Enkhuizen – Medemblik - Urk
Vanuit Enkhuizen brengen de jongens een bezoek aan Medemblik voor ze de Zuiderzee oversteken. Op de eerste wandelbare dag na een hittegolf van twee weken, reis ik naar Hoogkarspel om de draad op te pakken bij de Tolweg op de weg naar Hoorn.
Achtste deel van de nagelopen wandeltocht die Jakob van Lennep en Dirk van Hogendorp maakten in de zomer van 1823. Bekijk alle delen op de Overzichtspagina Van Lennep.
Te half zes waren wij bij den heer Robbé, waar Stuart logeerde. Zijne nicht, eene mooie Haagsche juffer deed ons de deur open - in haar morgen gewaad en schonk ons thee. Te 6 ure kwam ook Stuart af; spoedig waren wij op weg en liepen onder een drok gesprek de bovengemelde dorpen tot aan het tolhek op den weg naar Hoorn door. Hier rusteden wij uit en sloegen het tolhek door; rechts af. Te 11 ure waren wij te Medemblik.
Tolweg
Vandaag wandel ik alleen. Die tolweg, zo zagen we de vorige keer op weg naar Bovenkarspel, beloofde niet veel goeds. Ik wil dat het wandelgezelschap besparen. Vanaf het station Hoogkarspel loop ik door de leuke oude Nieuwstraat naar de Streekweg, die deel uitmaakt van de lange hoofdweg tussen Hoorn en Enkhuizn. Bij de Tolweg ga ik rechtsaf. Met enige tegenzin, want de aanblik belooft niet veel goeds. Het is een autoweg, met een vrijliggend fietspad. Aan de ene kant rijgen de veilinghallen en de distributiecentra zich aaneen, aan de andere kant een heg die het zicht op wat er ook verbouwd wordt, ontneemt. Het duurt een paar kilometer.
Ik ben ook de enige wandelaar, wat volstrekt logisch is. Er is hier niets te zien. Het verbaast me dan ook om de rood/witte markering van een LAW op lantaarnpalen te zien. Het blijkt een stuk van het Groot Frieslandpad te zijn, dat van Bergen aan Zee helemaal naar Leer in Duitsland loopt.
Zijdewerk
Aan het eind van de Tolweg kan ik weer ver kijken. Rechtsaf over de Zwaagdijk, een oud lint waar nog een paar aardige stolpboerderijen aan staan, linksaf over het fietspad langs Zijdewerk, de weg die me naar Wervershoof zal brengen. Ik krijg een prachtig uitzicht naar het dorp, maar verder heeft ook deze weg niet zo veel te bieden. Het waait ondertussen stevig, in de lucht jagen de witte bloemkoolwolken voorbij.
Wervershoof
Wervershoof ligt er aantrekkelijk bij: een molen, een raadhuis met een trapgevel en een aanlokkelijke Dorpsstraat. Maar verder dan centrale plein kom ik niet, ik volg de route van Van Lennep en die gaat rechtdoor. Ik volg het lint over de Simon Koopmanstraat door Wervershoof en later Onderdijk. Het zijn aardige oude wegen, maar ook niet heel spraakmakend mooi. Ik heb wel wat te kijken aan oude pandjes en boerderijen. Net voorbij een bakstenen katholieke kerk uit 1929 sla ik rechtsaf en steek ik door naar de IJsselmeerdijk.
IJsselmeerdijk
Het is fijn om weer op het gras te lopen, weg van het verkeer en weids uitzicht te hebben op de voormalige Zuiderzee. De dijk zal me naar Medemblik brengen. Ik kijk naar de vele ganzen die op de kleine met groenstroken omzoomde meertjes dobberen. Een paar zeilen verderop op het meer. Heerlijk zonnetje, stevig briesje. Wel ontsieren de vele windturbines in deze omgeving de horizon.
Aldaar zochten wij den Burgemeester Pont aan 't Stadhuis op met wien wij tot 12 ure spraken, en welke ons daarna den toren van Koning Radboud wees.
Radboud
Ik kom bij het kasteel Radboud. Een stevige bonk versterking, stammend uit de 13e eeuw, met latere aanbouwingen en restauraties. Het ligt pal aan het water bijzonder pittoresk te zijn. Het zou in zijn oorspronkelijke staat sterk op het Muiderslot geleken hebben, maar dat is niet zo snel te herkennen.
Via de haven die tjokvol dure zeilboten ligt, loopt ik naar het centrum. De stokoude panden aan de overkant worden grotendeels aan het zicht onttrokken door het woud van masten. Het centrum van Medemblik is mooi bewaard gebleven. Kleinschalig en vol oude straatjes. Het oude stadhuis is er niet meer, het nieuwe staat op de rand van het stadje, bij het museumspoorlijntje en het busstation. Het stadhuis is een mooie van Kropholler uit 1939, opgesierd met reliefs van scheepjes.
Einde van Nederland
Toen Jakob en Dirk hier stonden, stonden ze eigenlijk aan het eind van Nederland. Voor hen lag de Zuiderzee en op de horizon lang het eiland Wieringen. In de jaren 1840 werden wat kleine polders aan de kust gemaakt, de grote Wieringenmeerpolder viel pas in 1930 droog. Een jaar na het bezoek van Jakob en Dirk kwam het Noord-Hollands kanaal gereed. Dat was slecht nieuws voor scheepvaart van Medemblik. Het belang van het havenstadje nam sterk af.
Na in de Valk met Stuart zeer lekker gegeten te hebben, keerden wij met zware regen en wind op den dijk, denzelfden weg weder huiswaart en lagen te negen ure reeds in bed, ik zeer vermoeid over het laatste gedeelte en eenigermate pijnlijk aan den voet.
Ik loop door naar de bus, en reis naar Hoorn, waar ik weer op de trein kan stappen. Ik zie nog veel meer ontsierende windturbines op de grote platte kavels. Geef mij die ouderwetse windmolens maar.
Enkhuizen - Urk
Korte tijd later ben ik weer in Enkhuizen, ditmaal met Sören, die wel behoefte heeft om grondig uit te waaien. Hij is net terug uit de VS en heeft dit keer moeite om de jetlag te neutraliseren. Een beetje zitten op een boot lijkt hem wel wat.
We rijden naar Enkhuizen en parkeren in de haven. Gratis, vanwege corona. Zo heeft ieder nadeel zijn voordeel. We hebben nog tijd voor klein rondje langs de Drommedaris, de oude stadspoort, voor we aan boord kunnen stappen van de Zuiderzee, een passagiersschip dat in de zomermaanden een veerdienst vanuit Urk naar Enkhuizen onderhoudt. Die verbinding bestaat sinds 1890. Toen Urk in de jaren ’40 onderdeel werd van de Noordoostpolder bleef de verbinding voor toeristische doeleinden. De urgentie voor een verbinding met het vaste land was immers verdwenen. Jakob en Dirk moesten een schuit huren voor de overtocht.
De klok van 5 ure vond ons reeds aangekleed en reisvaardig. Met heerlijk weder en gunstigen wind plaatsten wij ons te zes ure in eene daartoe afgehuurde visschersschuit, welke wij voor tien gulden genomen hadden en die geheel ter onzer beschikking stond. In den haven zijnde joeg ons de Schipper in 't vooronder, waar het geweldig stootte, doch spoedig de haven uit zijnde plaatsten wij ons bij den Schipper, een gullen grijzaart van zeventig jaren. Ik teekende hem in mijn zakboek uit; toen ik dit gedaan had, vroeg hij mij 'of ik nu klaar was.' - Ja, zeide ik, hoedat? - 'Wel hervatte hij, als ik te Amsterdam an de kraem kom, dan zie ik main en main waif en men knecht in de printewinkel. Ik heb et wel gemerkt. Nou jai mag het wel doen, jai bent vast een teikenaar.' - Intusschen werd mijn reisgenoot zeeziek, 't geen echter zeer ras bedaarde. Te negen ure kregen wij Urk in 't gezicht, dat zich bevallig uit de zee opdoet, wegens deszelfs hoogte, kerk, en groenen oever. Daar de haven te droog was, konden wij niet binnenloopen, maar seinden om een boot. Gelukkig waren de Urkenaars, die in menigte aan het strand gekomen waren, in den waan dat wij de inspecteurs der zeeweeringen waren, en zond men ons eene visschersschuit toe, die ons met ongelooflijk veel moeite naderde, innam en aan wal bracht.
Zuiderzee
De Zuiderzee loopt de haven binnen en we kunnen aan boord. Het is de laatste dag van de zomerdienstregeling, het aantal passagiers is prettig laag, we hebben alle ruimte, kunnen de 1,5 meter makkelijk respecteren en hoeven ook geen mondkapjes op. Het weer is erg veranderlijk. Regenbuien en opklaringen wisselen elkaar snel af vanwege een stevige wind. Ideaal weer om van de Hollandse luchten te genieten aan dek. Jassen dichtritsen (voor het eerste sinds maanden) en genieten maar. De overtocht duurt 90 minuten. Op het IJsselmeer varen maar enkele zeilboten. Sommigen gaan heel snel en hangen behoorlijk scheef in het water. “Dat zijn de mensen die echt kunnen zeilen”, zegt Sören, “voor de beginners en mooiweerzeilers is deze windkracht te sterk”. Ik weet niets van zeilen en neem het zo aan. De golven zijn best hoog, het waait hard en het is ook best fris op het water.
Nu heb ik een wat vreemde relatie tot veerboten. Ik vind het leuk om een boot op te gaan en verheug me op een tochtje over het water, maar wanneer ik eenmaal op een boot zit, verveelt het vrij snel. Ik kan heus genieten van de wind, het staren over het water, het gekrijs van de meeuwen en de visdiefjes, het turen naar de kustlijn om dorpen en steden te herkennen, de frisse lucht en de onmetelijke weidsheid. Maar het stilzitten en hangen, daar heb ik gauw genoeg van. Ik ben dan ook blij om de vuurtoren van Urk aan de horizon te zien verschijnen.
Visje
Wanneer we van boord stappen begint het net keihard te regenen. We vluchten een restaurant aan de haven in en nemen de gelegenheid te baat om een gebakken visje te nuttigen. Het is toch net lunchtijd. Daarna kunnen we eindelijk de benen strekken en een wandelingetje aanvangen. We beginnen bij de vuurtoren (klein van stuk) en het kerkje aan zee. Boven de ingang is het wapen van Amsterdam aangebracht, een verwijzing naar het verleden waarin Amsterdamse regenten het bestuur hadden over het eiland.
De Predikant toonde ons de Kerk die op den bovensten spits der rots gebouwd, zeer net en ruim is en die trouw door de inwooners bezocht wordt. Van den toren heeft men een fraai zeegezicht op de Friesche kust. (...) Achter de kerk is de grond een bruine brokkelachtige rots. (...) Na een glas bitter en Vriesche koek bij den Predikant gebruikt te hebben, gingen wij de school zien (...) en waar tachtig kinderen het onderwijs genoten, waarvan zij, vooral 's winters als er geen vischvangst is, zeer goed gebruik maken. Elk inwoner heeft eene koe en een kalf, 't welk veroorzaakt dat er te veel runddieren naar de grootte van het eiland zijn. Nadat de oude man ons des chirurgyns, des zeilenmakers en andere wooningen getoond had, verliet hij ons, waarop wij het lager en onbebouwd gedeelte van het eiland doorliepen en er vele gewassen vonden welke de zeeduinen opleveren, onder anderen de harde distels die bij Zandvoort groeien. Op een smalle landtong zaten honderden van zeehonden zich in de zon te bakeren.
Urk
We vervolgen langs het monument voor de op zee gebleven vissermannen en lopen verder over de dijk in noordelijke richting. Over het nieuwe land als het ware. Via het Urker bos keren we terug naar het dorp. Via de vinex waarin om de haverklap een kerk staat, komen we in de oude kom waar de kleine huizen dicht op elkaar staan en via doolhofachtige steegjes doorkruist kunnen worden, zoals in Volendam en op Marken. Echt pittoresk wil Urk maar niet worden, maar we vermaken ons prima.
Het eilandgevoel is er nog steeds wel, zeker aan de oever van het meer en in de haven waar nog veel indrukwekkende schepen liggen. Het weer is opgeklaard. We zoeken een bankje uit de wind in de haven, waar we over het IJsselmeer uit kunnen kijken voordat we weer aan boord worden verwacht voor de retourvaart. We kunnen immers niet naar Lemmer doorvaren zoals Jakob en Dirk deden en van zeehonden spotten is ook geen sprake meer.
Aan de andere zijde van het eiland gekomen vonden wij een roeischuitje dat ons aan het schip bracht waar wij karbenaden aten en wijn dronken. Van verre Schokland en den toren van Kampen gezien hebbende kwamen wij te vier ure aan de Lemmer aan, waar wij in de herberg de Wildeman onzen intrek namen.
Terug in Enkhuizen, lopen we nog een toeristisch rondje door de oude stad voor we terugzoeven naar Amsterdam. We kunnen ons goed voorstellen dat de Urkers in hun eilandtijd hier graag kwamen voor inkopen en diensten die ze zelf ontbeerden.
Praktische informatie
Startpunt station Bovenkarspel Grootebroek
Eindpunt Medemblik busstation
Enkhuizen - Urk
Veerdienst met de Zuiderzee in de maanden juli en augustus.