Naar aanleiding van een overzichtskaartje in de herdruk van het boek 'Lopen met Van Lennep' van Geert Mak en Marita Mathijsen, leek het me leuk om de stukken van de route te gaan nalopen.
De twintigers Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp reizen in de zomer van 1823 ruim 2800 km door Nederland als een soort inspectietocht van het nog jonge koninkrijk. Koning Willem I (de Kanelenkoning) is nog maar 10 jaar soeverein vorst der Nederlanden. Met de tekst van het dagboek van Van Lennp en een digitale inzoombare kaart uit die tijd van het Kadaster op internet, is hun route best goed te reconstrueren. Het is tegelijkertijd ook een hele klus en hoe ver ik kom met het nalopen valt nog te bezien. Maar het begin is er!
We staan voor Herengracht 527. Een grijze zandstenen gevel met pilasters en een timpaan. En twee flinke buitenlampen in 19e eeuwse stijl. Achter een van deze ramen maakte Jacob zich op voor een maandenlange trektocht.
Nadat ik met veel moeite mijn rugzak met een hemd, twee paar kousen, een das, een muts en andere noodzakelijkheden volgepropt had, ging ik mijn vriend Van Hogendorp afhalen, die in Het Rondeel logeerde.
L'Europe op de plek van Het rondeel
Het Rondeel, waar Dirk verbleef was een herberg, gebouwd op de fundamenten van een bolwerk. Op de plek waar nu het hotel L’Europe staat, een steenworp van de Herengracht. Misschien was het niet gebruikelijk om bij een vriend thuis te logeren, misschien was Van Hogendorp daar te chique voor, misschien waren alle kamers op de Herengracht al bezet door de familieleden van Van Lennp.
Hij was klaar voor de reis en dus leidde ik hem naar de Nieuwe stadsherberg, waar wij om half acht aankwamen. De morgenstond was heerlijk. Het onnoemelijk aantal schepen met wimpels die op het zoele ochtendwindje golfden, het zacht gekabbel van de IJ-stromen die de heerlijke moederstad van de handel kwamen begroeten en de vrolijke overkant leverde een treffend schouwspel op.
Ze zullen over het Rokin en het Damrak richting het IJ gelopen zijn, wat wij ook doen. In het IJ lag de Nieuwe Stadsherberg op de plek waar nu het stationsplein ligt, en meer precies, waar de nieuwe ondergrondse fietsenstalling wordt gebouwd.
De Nieuwe stadsherberg in het rode cirkeltje
Stadsherberg
De nieuwe stadsherberg was een herberg op palen in het water, net buiten de stadspoort. In de tijd dat de stad ’s avonds nog op slot ging, konden hier gestrande reizigers overnachten. De Nieuwe stadsherberg stamt uit 1662 en werd afgebroken toen het Centraal Station werd aangelegd, in 1867. Vanaf de stadsherberg nemen de jongens het veer naar Buiksloot. Ze varen langs de aanleg van het Noordhollandsch kanaal die dan nog in volle gang is.
Om acht uur stapten wij in de Buiksloter… Aandachtig bekeken wij het begin van het Nieuwe Kanaal dat, als de uitvoering ervan mogelijk is, zo belangrijk voor Amsterdam en heel Noord-Holland zal worden.
Noordhollandsch kanaal
Dat belang viel achteraf bezien nogal tegen. Het kanaal was erg duur in aanleg en uiteindelijk toch te smal, te bochtig en te tijdrovend voor de steeds groter wordende zeeschepen die Amsterdam er mee hoopte te lokken. Een kleine vijftig jaar later kwam het Noordzeekanaal gereed en verloor het Noordhollandsch kanaal het scheepvaartverkeer waar het voor ontworpen was.
Kop van het Noordhollandsch kanaal met zicht op het Centraal Station
Jakob en Dirk voeren met hun schuitje naar Buiksloot, dat water is nu land. De Buiksloter van nu meert aan de kop van het kanaal aan. We lopen verder langs het Noordhollandsch kanaal. Een paar straatjes, woningen en een tolhuis houden nog min of meer stand in de buurt van de sluis, maar de hoogbouw op de kop van Noord rukt in duizelingwekkende vaart op. Nieuwe hoge woontorens zijn in aanbouw en aan het bouwrijp gemaakte terrein achter het voormalige Shellterrein te zien is het einde voorlopig nog niet in zicht.
Toen we bij Buiksloot aankwamen, liet ik aan van Hogendorp zien hoe een klein dijkje heel Noord-Holland voor overstroming behoed had bij een enorme doorbraak van de sluis die daar een jaar eerder geweest was. Vandaar wandelden wij langs de kronkelende dijk naar Zaandam.
Buiksloterdijk
Kerkje van buikslotermeer
Amsterdam Noord
Door de rest van Buikslotermeer is het tracé van de dijk nog steeds overduidelijk maar de omgeving wordt gedomineerd door het moderne Amsterdam. Verderop tussen de Molenwijk en Tuindorp Oostzaan ligt nog een overblijfsel van een pastoraal verleden: de Wilmkebreekpolder. Grazige weiden binnen de ring compleet met koeien en schapen, wie had dat gedacht. De polder die ruim drie meter onder N.A.P ligt werd in de 17e eeuw gewonnen op het zompige door dijkdoorbraken geplaagde gebied. De oude dijkenrij wordt bruut door ring van Amsterdam doorsneden, maar aan de andere kunt je ‘m gewoon weer oppikken.
De route van Jacob en Dirk op een kaart uit hun tijd.
Tsaar Peterhuisje
Ik ben met Sören onderweg vandaag, die het altijd leuk vindt om de uithoeken van de stad te verkennen. We staan op de onbestemde plek naast de Noorder-IJplas waar alleen de naam van de bushalte herinnert aan de naam die de uitstulping van het IJ vroeg had: Barndegat. Over de dijk lopen we tussen ongezellige bedrijventerreinen en rommelgroen in de richting van Zaandam. In de bebouwde kom heeft de dijk weer sporen van een lang verleden met Zaanse houten gevels, een sluis en stokoude zijstraatjes.
In het centrum aangekomen steken we de Zaan over en gaan we op zoek naar het Tsaar Peter-huisje, een van de oudste toeristische attracties van Nederland, waar ook Jacob en Dirk een bezoek aan brachten. Peter de Grote, tsaar van Rusland verbleef aan het eind van de 17e eeuw enige tijd incognito in Zaandam om de scheepsbouw te bestuderen. Hij had grootse plannen voor een vlootopbouw in Petersburg en wilde de kennis halen in het land van de zo succesvolle VOC. Het eenvoudige houten arbeidershuisje waar hij verbleef is vanwege zijn logeerpartij altijd bewaard gebleven. In 1823, toen de jongens het bezochten werd het overkapt om verval tegen te gaan. Nu staat het huisje in een fraai gebouw uit 1895 in een slordig buurtje met vooral achterkanten van bedrijfspanden en parkeerplekken.
We worden welkom geheten door een enthousiaste beheerster met Russische roots die ons tijdens het scannen van de museumjaarkaart gelijk even bijpraat over de Nederlandse scheepstermen die in het Russisch zijn overgenomen: botsman, boei, tros, flot, kajoeta, matros, stjoerman, stjkipper, joenga (scheepsjongen) trjoem (’t ruim) en zelfs kielewal (kielhalen). Het huisje zelf is een schots en scheve tijdmachine, zo bijzonder omdat eenvoudige onderkomens uit die tijd nergens bewaard zijn gebleven.
Bullekerk
We vervolgen onze route aan de westkant van de Zaan en pauzeren even bij de Bullekerk uit 1640 die ons net als Jacob en Dirk "zeer beviel vanwege haar sierlijkheid en schoonheid". We kunnen zelfs even binnenkijken omdat er net een eindpresentatie van een schildercursus gaande is. De kerk is niet meer in gebruik voor de protestantse diensten. We trekken verder langs de zo volgebouwde oever dat ons nauwelijks een blik op de rivier gegund wordt. Jacob schrijft dat “Zaandam weinig tot niet achteruit is gegaan de laatste jaren”, ik op mijn beurt vind Zaandam rommeliger en sleetser ogen dan twintig jaar geleden toen ik hier een aantal weken verbleef. We registreren meer dan eens leegstand, achterstallig onderhoud en hier en daar zelfs verkrotting.
Zaanse schans
Ondertussen passeren we een bijna surrealistische aaneenschakeling van oude en nieuwe fabrieksgebouwen, monumentale Zaanse huizen, door-de-weekse rijtjeshuizen, meer kerkgebouwen en een erfgoedtuinje in Franse stijl. Een route langs deze architectonische kakafonie zou ik nooit kiezen als ik een recreatieve wandeling wil gaan maken in een mooi stukje Nederland, maar tegelijkertijd is het leuke eraan dat er heel wat te ontdekken valt en we het enorm naar ons zin hebben.
We merken dat we Zaanse schans naderen aan de toenemende drukte van een internationale mix aan toeristen. Bij een stoplicht zegt een vrouw op de fiets voor wie ik het stoplichtknopje indruk omdat ik er beter voor sta: ‘Je hoort hier bijna geen Nederlands meer’.
‘Wordt het drukker vraag ik?’
‘Ja., zegt ze, het is niet meer te doen, ieder jaar komen er meer.’
Wanneer het groen wordt wenst ze ons een fijne dag verder.
We lopen langs een clustertje drukke Zaanse terrassen en toeristenwinkels met cacaoproducten en komen dan weer in de relatieve stilte. Aan de overzijde ligt de Zaanse schans, alle molens draaien feestelijk met oranje en witte zeilen op de wieken. In 1823 stonden er wel zo’n 600 molens langs de Zaan, die pelden, zaagden, pletten en maalden dat het lust was.
Honig-Breethuis
Opeens bevinden we ons onverwacht voor het Honig-Breethuis, een stijlmuseum. We dienen aan te bellen om binnen te komen. We nemen deze drempel en zijn verrast over wat we aantreffen. Het is het woonhuis van een papierfabrikant, ingericht in de stijl van rond 1830, dat valt dus precies in ons thema. Een enthousiaste en goed geïnformeerde vrijwilligster leidt ons, de enige bezoekers, rond. Het is prachtig huis, met tegelkachel, familieportretten, geschilderd behang, een fortepiano, bedstedes en serviesgoed. Pal aan de Zaan, uitkijkend over de Schans. De fabrikant stond bekend om zijn hagelwitte papier dat over de hele wereld werd geëxporteerd. Beethoven en Chopin schreven er hun muziek op.
Wormerveer
Pas tegen de tijd dat we in Wormerveer aankomen, kunnen we langs de Zaan lopen, ook daar grote fabrieksgebouwen. Hier werd de rijst gepeld, leren we van de gevelstenen. Een grote advertentie voor Lassie lijkt aan te geven dat er nog steeds rijst verwerkt wordt. De Zaan doet breed aan voor de bescheiden omvang van Wormerveer. Er liggen allerhande werkboten aan de kades, er zijn veel mensen op de been. Aan de overkant klinken de enigszins verwaaide uithalen van volkszanger die een groot afgeladen terras van de nodige feestvreugde voorziet. Jakob en Dirk, die meestal dagmarsen van 35 tot 40 km maken, lopen diezelfde dag nog door naar Purmerend. Dat stuk bewaren we voor een volgende keer, wij buigen af naar het station en treinen in een voor 1823 duizelingwekkende vaart terug naar Amsterdam.