maart 6525Meppel – Steenwijk 16,5 km

De jongens logeren op de hoek van de Hoofdstraat en de Woldstraat in het logement. Daar arriveren ook twee knappe dames op doorreis, waar Jacob onmiddellijk een goed humeur van krijgt en waar zelfs Dirk zijn hooggeboren manieren even voor wil laten varen.

Jacob smelt vooral voor de jongste die hij ongeveer 18 jaar schat.  Hare gestalte was rijzig; hare gelaatstrekkingen fijn; hare blaauwe oogen teekenden gevoel en tederheid: de blos op hare wangen, de kleine roozemond en fraaie bruine vlechten die zich van onder een klein mutsjen vertoonden, maakten haar tot een zeer bevallig meisje. (...) De hooge japon, met paarsse bloemen bezaaid, bedekte ongaarne haar bekoorlijk rijzende boezem, en liet ter naauwer nood een snoepig klein voetje zien.

 Blijkbaar was het niet netjes om recht op de vrouw af naar haar naam te vragen, want Jacob begint een listige conversatie om daar indirect achter te komen. Wanneer hij verneemt dat haar broer grietman (een soort burgemeester) in Gaasterland is, weet hij genoeg en kan hij de precieze stand uitvlassen. Ze zijn voornaam genoeg. Ze zetten de conversatie voort, zorgen dat ze samen eten, trakteren de meisjes op wijn en beantwoorden met liefde hun vragen over de reisroute die nog voor hen ligt. Jacob laat kaarsen aanrukken, vouwt een kaart open en neemt de gelegenheid te baat om nog wat dichter naar het meisje op te schuiven. De jongens rekken de avond tot het uiterste. Dirk blijft aldoor meedoen, zeer tegen zijn stijve gewoontes in.

Zeer tevreden wandelden wij naar onze kamer, zegenden ons gesternte en sliepen als roozen.

 Meppel

Ook mijn broer Willem en ik slapen goed in Meppel. Dit weekend loop ik weer eens paar dagen met hem samen. Hij is gisteravond per motor aangekomen na een lange dag werken. Ik heb reeds kwartier gemaakt. Kunnen we 's morgens lekker op tijd beginnen. Niet om zeven uur, het tijdstip waarop Jacob en Dirk op pad gaan, nadat ze duizend zegenwenschen op reis, en eens zooveel bedankjes voor het aangenaam gezelschap hebben uitgewisseld met de meisjes, maar een paar uurtjes later.

maart 6427

We lopen door het aantrekkelijke centrum langs het voormalige logement het stadje uit. En daarna volgt een niet zo aantrekkelijke kaarsrechte weg langs oneindig grasfalt. Maar het weer is ok, en we hebben veel bij te praten, dus letten we er maar niet te veel op. In de verte zien we een klein kerkje liggen. Daar lopen we graag even voor om. Zeker langs de aantrekkelijk klinkerweg, waar aan beide zijden een lint van boerderijen met rieten daken is uitgerold. Het kerkje van Kolderveen, want zo heet het hier, ligt aan het einde van een smal oud laantje te dommelen. We gebruiken het plekje voor een koffiepauze en trekken door via Nijenveen langs nog meer grasfalt. Maar dan verandert er wat, de resten van een stuwwal geven het landschap meer reliëf en afwisseling.

Steenwijk

Steenwijk biedt een verrassende aankomst. We zijn er niet eerder geweest en we vergapen ons aan de hoge groene wallen waardoor we dit voormalige vestingstadje betreden. Jacob viel de hoogte van de wallen ook al op, maar daarachter trof hij een diep verval aan. Dirk meende echter dat Steenwijk op de weg terug was.

Van Hogendorp had voor vier jaren de stad zeer in verval gevonden, doch nu scheen de nabijheid van Frederiksoord er eenig vertier aan te hebben gegeven, want overal was men bezig huizen te bouwen of te vertimmeren, en alle winkels waren met menschen volgepropt.

maart 6532 copy

Willem en ik treffen een prettig centrum aan, waar nog best veel mooie oude panden rond een markante kerktoren te bewonderen zijn. De beklinkerde Markt oogt groot, maar dat komt, denk ik, vooral vanwege de leegte: er zijn maar weinig mensen op straat.  We hebben tijd genoeg om nog even het stadsmuseum te bezoeken, maar die is maar twee dagen per week open, en vandaag is het de verkeerde dag. Gelukkig er is ook een Hildo Krop-museum en daar kunnen we wel terecht. Het is gesitueerd in een puntgave Jungendstilvilla (Villa Rams Woerthe), die op zich al een bezoekje waard is.

Hildo Krop, de beeldhouwer die zoveel brughoofden en dergelijke in Amsterdam heeft versierd, blijkt in Steenwijk geboren te zijn, en in deze villa heeft een deel van zijn roerende werk (meubels, glas-in-lood, aardewerk, gipsen modellen) onderdak gevonden. Dat heeft inderdaad niets met 1823 te maken, maar we vermaken ons er wel mee.

maart 6538

Onze B&B huist ook in een villa, zij het van bescheidener omvang. Het ligt net buiten de oude wallen en was vroeger het bezoekadres van de wijkverpleging. Nu ingericht in een retrostijl met veel dikke rode tapijten, krullerige meubels en zware gordijnen met bladgoud als steunkleur. 's Avonds eten we uitstekend aan de Markt. Het restaurant is gezellig druk. De Markt blijft een lege klinkervlakte.

Steenwijk – Frederiksoord 12 km

In eene herberg buiten de poort dronken wij koffi, en wandelden voorts eene grazige weide langs, waar honderden van koeien in liepen: namen verder door eikenhakhout en voorbij aartige boerderijen onzen weg en kwamen na verloop van vijf kwartiers te Frederiksoord in het groote logement van Schuttelaar aan.

Na ons stijlvaste ontbijt vanaf bloemig servies met een gouden randje (compleet met porseleinen koffiekan), lopen ook wij Steenwijk uit. We laten de grazige weiden even voor wat ze zijn en lopen over de Woldberg (ook restant van de stuwwal), in de richting van Frederiksoord. Daarvoor moeten we eerst het geweld van de A32 doorwerken, maar dan heb je ook een fraai heuvelig gemengd bos met fijne paadjes en stukjes heide. Het weer is nog steeds grijs en fris, maar de zon weet af en toe door de bewolking heen te breken.

maart 6546

We steken door naar de oude weg van Steenwijk naar Frederiksoord, waar nog een paar mooie oude boerderijen aan liggen, en betreden het Museum de Proefkolonie. Voor we de tentoonstelling gaan bekijken, ploffen we in het restaurant neer voor een lunch.

Proefkolonie

De Maatschappij van Weldadigheid, zoals de proefkolonie officieel heet, is een belangrijke stop in de reis van Jakob en Dirk. Het dan net vijf jaar draaiende experiment om iets aan de hemeltergende armoede in Nederland te doen was zijn tijd ver vooruit. Men wilde de paupers uit dien toestand van verbastering, waartoe deze menschen in het algemeen vervallen zijn, op beuren en tot eene hoogere beschaving, verlichting en werkdadigheid op leiden'. Het was in wezen een pilot van onze verzorgingsstaat.

Met steun van koning Willem I richtte Generaal van den Bosch in 1818 de Maatschappij van Weldadigheid op. Na de strenge werk- en tuchthuizen waar arme sloebers en kleine criminelen eerder werden ondergebracht, wilde men na het vertrek van Fransen, het probleem van de paupers wat liefdevoller aanpakken. De bedoeling was om werkloze stedelingen die dat wilden, in Drenthe op te leiden tot zelfvoorzienende boeren. Daarvoor werd een goedkope lap woeste grond in Drenthe aangekocht. Dat gebeurde met gedoneerd geld, dat via wat we nu crowdfunding zouden noemen, bijeengebracht werd.  Geselecteerde gezinnen kregen een huisje, meubels, gereedschap, beddengoed en kleding, en zouden met hard werken in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. De kinderen kregen zoveel onderwijs dat ze in ieder geval goed konden lezen, schrijven en rekenen. Een streefpunt dat we in ons huidige basisonderwijs op veel plekken niet meer halen, opmerkelijk genoeg.

Tegenslagen

Wanneer een gezin slaagde volgens de regels van de maatschappij (geen dronkenschap, net huishouden, verplicht kerkbezoek, voldoende opbrengsten), konden ze zich vestigen als vrijboer. Het begon voortvarend, maar al snel waren er financiële problemen. In de praktijk bleek dat de opbrengsten te hoog en de kosten te laag waren ingeschat. Dit kwam onder meer doordat er veel minder geschikte gezinnen beschikbaar waren dan was gedacht. Tegen de afspraken in stuurden veel gemeenten al snel minder capabelen en arbeidsongeschikten. Ook was de grond minder vruchtbaar dan Van den Bosch had verondersteld. In plaats van zelfvoorzienend te zijn, moesten er dagloners worden ingehuurd en mest en voedsel van buiten worden ingekocht. Hierdoor werden de verliezen steeds groter. De kolonie werd in 1859 overgenomen door de rijksoverheid en heeft via meerdere reorganisaties bestaan tot het begin van de 20ste eeuw. Het laatste koloniegezin werd in 1911 opgenomen. De signatuur was toen al meer verschoven naar opvang voor de kwetsbaren in de samenleving. In 2021 kreeg het oudste deel het predicaat Unesco Werelderfgoed.

Jacob en Dirk wandelen na aankomst in het logement naar het huis van Generaal van den Bosch (dat er nog staat) met de bedoeling door hem rondgeleid te worden. Maar ze treffen hem niet thuis. Dirk neemt de gelegenheid te baat om zijn pijnlijke voet te laten rusten in het logement. Jacob wandelt wat rond en spreekt wat koloniebewoners aan, die hem het een en ander vertellen over het reilen en zijlen. Jakob noteert dat allemaal vrij neutraal. Hij lijkt niet bijzonder onder de indruk. Daarna keert hij terug naar het logement.

Men had ons, niet omdat het te vol was, maar omdat men ons te gering achtte, in één  bed willen stoppen. Na lang spreken kreeg Van Hogendorp een kermis bed op den grond en  trof door het lot dat hij er op moest slapen, of liever liggen, want door bed en alles heen voelde hij de reeten der planken. De gansche nacht door woei het sterk, eene staldeur sloeg onophoudelijk en onze deur werd zes malen door dames die in de herberg logeerden (ik hoop uit vergissing) geopend.

 maart 6547
het huis van Generaal van den Bosch

Willem en ik betreden met goedgevulde magen de tentoonstelling. In de eerste zaal is een simulatie ingericht van een hongerende Amsterdamse sloppenwijken rond 1800. Een stem uit de lucht vertelt ons over de omstandigheden die Generaal van den Bosch tot zijn plan inspireerden.

In de volgende zaal wordt een film vertoond, waarin we een re-enactment krijgen te zien van de eerste gezinnen die met paard en wagen aankomen op de kolonie. De special effects van een modderige weg met een paar koloniehuisjes erlangs is bepaald overtuigend, de kolonisten zelf zien er ondanks hun treurig vermoeid gespeelde gezichten, nog veel te gezond uit.

maart 6551 copy

In de derde en alweer laatste zaal kun je meer leren over het zware werk, het schooltje, het strafsysteem en de koloniewinkel. Diverse spelelementen zijn bedoeld om ook de jongere bezoeker entertainen.

Vledder

En dan staan we alweer buiten. We lopen door Frederiksoord langs de oorspronkelijke koloniehuisjes en facilitaire gebouwen (school, bakkerij etc.) naar de formidabele middeleeuwse kerk van Vledder. De zon schijnt. Jacob en Dirk lopen de volgende dag ook naar die kerk. Ze treffen er de kolonisten aan die al pijprokend  en kletsend onder de preekstoel op de dominee wachten. De dominee komt anderhalf uur te laat, wat Jacob en Dirk schandalig vinden. Ook bevalt het ze niet dat hervormden naar dezelfde dienst worden gestuurd als de Calvinisten. Maar over de R.K pastoor is hij helemaal niet te spreken. Hij hoorde dat die gedurig op kermissen en feesten is, bijna den ganschen dag in de herberg zit, en zijne kudde laat loopen.

 maart 6554

's Avonds treffen ze alsnog generaal van den Bosch met wie ze een uurtje spreken. Over de inhoud van dit gesprek laat Jacob niets los, behalve dat de connectie met de generaal, Dirk een eigen kamer in het logement oplevert.

De Generaal gaat de volgende op reis naar Den Haag, en heeft een oud onderofficier opgedragen de jongens rond te leiden. Het systeem van de koloniën wordt aan hen uitgelegd, maar Jacob ziet al, dat het concept financieel niet helemaal sluitend is. Op basis van de gesprekken die hij de dag ervoor had gevoerd, ziet hij dat het lapje grond per boer te weinig is om op termijn van te kunnen leven. Grotere bezwaren heeft hij met de verplichte kerkgang. Er zijn te weinig zitplaatsen in de diverse kerken en de kolonisten die op komen dagen zijn niet eerbiedig genoeg. Een ervan waagde het zelfs om Dirk uit de weg te duwen toen de kerk van Vledder uitging. Daarnaast meent Jacob dat het geven van de aardrijkskunde, vaderlandse geschiedenis en stijl (?), eigenlijk niet aan kinderen besteed is, wier lot het is om achter de ploeg te staan. Maar bovenal meent hij dat de vaart die gegraven is niet deugt. Die had breder moeten zijn en minder steile wanden moeten hebben. Jacob begrijpt niet dat Van den Bosch dat niet heeft opgemerkt.

maart 6552 copy
H.P. Oosterhuis, De proefkolonie Frederiksoord (collectie Drents Museum)

Het valt me eigenlijk tegen dat hij weinig bewonderends zegt over dit baanbrekende experiment en aanstoot neemt aan oppervlakkige smetjes. De betweterige snob.

Wij lopen door de bossen terug naar Frederiksoord en nemen onze intrek in het logement. Ja, hetzelfde logement waar de jongens sliepen! De gastheer vraagt ons welk pad we lopen. Wanneer we zeggen dat we niet een LAW volgen, maar het spoor van Jacob van Lennep knikt hij.
“Die is ons natuurlijk welbekend”, zegt hij.
Ik vraag hem opgetogen of hij misschíen nog een anekdote over hem heeft. Maar helaas, “Ik weet niet meer dan u”, zegt hij bescheiden, hoewel hij onmogelijk kan weten dat ik ook niet meer info heb dan het reisverslag van Jacob zelf.

Logement

Het logement stamt uit 1770 en begon als tapperij. Toen de Maatschappij van Weldadigheid in 1818 begon met de vestiging van een proefkolonie werd de tapperij omgebouwd tot een logement met acht kamers, waar de gasten van de Maatschappij konden logeren. Na 1821 werd ook de directeur van de kolonie in het logement gehuisvest. Dat de directeur hier werd gehuisvest had waarschijnlijk een strategische reden: hij kon op deze manier toezicht houden op mogelijk drankmisbruik door de kolonisten. In 1885 werd het logement verkocht en kreeg het de naam Hotel Frederiksoord. Ondertussen is het diverse malen verbouwd en in andere handen overgegaan. Veel van de oude luister is weg gerenoveerd, maar er staan hier en daar nog oude meubelstukken. Wel staat het woord logement in retro-belettering weer op de gevel geverfd.

We krijgen een kamer aan de voorkant. Het zou zo maar kunnen dat Jacob of Dirk hier geslapen heeft.

 maart 6558

Frederiksoord – Wolvega 19 km

Jacob en Dirk lieten in Frederiksoord vanwege het slechte weer een rijtuig komen en reden op een 'slechte fourgon met goede paarden, doch een voerman die niet rijden kon’ verder naar Wolvega.

 maart 6559

Wij verlaten ons logement te voet, en lopen via een sterrenbos over zachte paden, langs smalle slootjes naar Wilhelminaoord, ook een koloniedorp. De sporen van de oorspronkelijke koloniehuisjes met hun afzonderlijke lapjes grond zijn nog goed te herkennen. Kort daarna komen we langs een begraafplaats waar de oudste graven uit het einde van de 19e eeuw stammen. Een treurbeuk waakt weemoedig over de oudste grafstenen.

maart 6561

Dan lopen we het gebied van de Maatschappij en Drenthe uit, en zijn we weer in Friesland.

Het is zondag. Af en toe zoeven er nu groepjes fietsers in lycra voorbij. De weggetjes zijn recht maar niet onaangenaam. Wanneer er een scootertje voorbij pruttelt vraag ik aan Willem of 2-takt eigenlijk hetzelfde is 2 cilinders. Nee, dat heeft niets met elkaar te maken. De volgende 3 kilometer word ik onderwezen. Ik leer over zuigers, kleppen en slagen, de wijze van verbranding etc. Ik kan hem ter plekke goed volgen, maar helaas, kan ik het nu al niet meer navertellen. Wel arriveren we voor we er erg in hebben in Oltholtpade, een oud maar verder niet heel bijzonder dorp. We pauzeren even op een bankje bij een zwerfkei, afkomstig uit Scandinavië, ooit meegevoerd met het ijs.

maart 6564

Over de hoofdweg trekken we door in de richting van Wolvega. We passeren de A32 weer en zien een Van de Valk restaurant. Daar besluiten we ons wandelweekendje met soep en kroketten. We vallen tussen het afruimen van de lunch en het indekken van het diner binnen. We lijken de enige klanten in de grote zaal en hebben de beschikking over een legertje bedienend personeel. 

We vertrekken uit Wolvega met de trein. Ik moet in Steenwijk al overstappen voor Amsterdam. Willem treint verder terug naar z'n motor. We blijken ongeveer om dezelfde tijd thuis te zijn.