Bad Bentheim – Losser
We zitten in de ICE naar Berlijn. Al hoeven we maar tot Bad Bentheim, deze trein geeft de reis een internationaal cachet, wat zeer welkom is na de corona-zomers.
Kort nadat de trein in beweging is gekomen, roept de conducteur in drie talen om dat we na Hengelo een mondkapje moeten opzetten, omdat de coronaregels in Duitsland anders zijn. Op straffe van een boete van EUR 200, - maar liefst.
Wij gaan schrikachtig op zoek in de rugzakken naar achtergebleven mondkapjes. Met mondkapjes hadden wij geen moment rekening gehouden. Maddy vindt er een, ik niet. Uitgerekend nu had ik de rugzak eens van top tot teen ontdaan van alle bonnetjes, propjes, servetjes en, afgedragen mondkapjes.
De bistrowagonoberkellner geeft met een venijnig ‘nein’ te kennen dat hij geen mondkapjes te koop heeft. Net voor Deventer haakt Maddy in op een Duitstalige conversatie over mondkapjes in belendende stoelen, legt de situatie uit en krijgt een medisch mondkapje cadeau.
Na Hengelo zet de hele coupe braaf een mondkapje op, alsof dat niet volkomen belachelijk en surrealistisch is. 15 minuten over de grens stappen we uit en lopen we het stadje in.
Nu daalden wij den berg af en kwamen na een half uur gaans aan de stad Bentheim, welke op een zware rots gelegen, de gansche omstreek overziet. Trots en treffend rust het oud en heerlijk slot op den hoogsten top. Links af gaande wandelde ik nu door eene allee van hooge eiken verder en kwam tien minuten voor het rijtuig te half drie aan het badhuis
Bad Bentheim
Jacob en Dirk komen met een wagen in Bentheim aan. Dirk heeft een blessure aan zijn voet, Jacob loopt ernaast. Bentheim heeft een kuuroord en daar gaan de twee een paar dagen rusten. Een paar dagen kuuroord toen, zou je kunnen vergelijken met een weekend Las Vegas nu. Iedereen is ergens anders dan thuis, er kan geflirt en gegokt worden. ’s Avonds is entertainment in de vorm van bals en theatervoorstellingen. De drank vloeit rijkelijk. En natuurlijk, je kunt er medicinale (zwavel)baden nemen. In een tijd dat de medische wetenschap nog niet veel te bieden had tegen pokken, koortsen en andere kwalen, waren allerhande baden een behandelmethode waar men veelvuldig een toevlucht toe nam.
We zijn verrast met de gezellige aanblik van het slot Bentheim op een hoge rost en een kasseienstraatje met terrassen, winkels en algehele gezelligheid. Het voelt onmiddellijk als buitenland en vakantie. Het toeval wil dat een bevriend stel dit weekend ook in Bad Bentheim aan de zwier en is. Voordat zij op de trein terug naar Amsterdam stappen treffen wij ze nog voor een drankje en de ultieme tip voor het gezelligste restaurantje. We mogen dan wel geen uitgebreid netwerk van relaties in buitenplaatsen, havezaten en grote huizen hebben, wij komen heus ook wel eens iemand tegen op nette plekken.
Kuuroord
Nadat we zijn ingecheckt in ons eikenhouten, plavuizen en gietijzeren pension (dat de Oekraïense vlag fier heeft uitgestoken) en hebben vastgesteld dat we een heerlijk kamertje met uitzicht op de gezellige straat en verder over de heuvels hebben, lopen we in een goed half uur naar het kuuroord, in de bossen. We vinden het terrein vol eigentijdse medische paviljoens, maar tot onze verrassing zijn het kuuroord en het pension, de gebouwen die Jacob vermeldde, nog te herkennen in het hart van het terrein.
De herberg en het badhuis zijn twee onderscheidene gebouwen van Bentheimer steen vervaardigd. In het laatste sliepen wij. Onder onze verdieping was het koffihuis en billiard, als ook logeerkamers. Beide gebouwen leggen in het Wolde, uit lage miswassene eiken en hooge dennen bestaande. Het is vol herten en hazen
De gebouwen zitten wel midden in een rigoureuze opknapbeurt, maar in het hoofdgebouw is nog een zelfbedieningsrestaurant in bedrijf, waardoor we een klein inkijkje krijgen. Kroonluchters, zware gordijnen, behang en gestucte plafonds proberen krampachtig de oude allure vast te houden, maar de vrijetijdskleding en het zelfbedieningseten doet desondanks afbreuk. Wij zijn zelf ook geen sieraad voor de omgeving trouwens in onze regenjassen en met verfomfaaide paraplu’s.
Buiten kunnen we nog over nette gazons lopen, zien we een ouderwetse muziektent en een fontein bogen spuiten over een vijver in Engelse landschapsstijl. We kunnen Jacob en Dirk hier al met al, vrij makkelijk in projecteren.
Het voorstel om hier heen te komen, kwam waarschijnlijk van Jacob. De relatie tussen de twee is al behoorlijk verslechterd, en ik vermoed dat hij wel zin had in een weekendje tussen uitgelaten mensen uit zijn eigen stand. Hij knoopt onmiddellijk praatjes aan, gokt en dineert met Jan en alleman, maakt uitstapjes met deze en gene, en feest tot in de vroege uurtjes. Dirk, schrijft Jakob, ‘zit er stil bij als een standbeeld’. Deze liederlijke omgeving is niets voor de stijve, verlegen graaf. Geert Mak verklaart het ongemak van Dirk als volgt: Dirk heeft eigenlijk alleen zijn hoge stand om zich aan vast te houden. In een kuuroord als dit, waar de standen er niet mee zo toe doen omdat iedereen op vakantie is en er een soort vrijbrief is om even uit de band te springen, blijft er voor hem niets meer over.
Pension
's Morgens te half zes verlieten wij het badhuis. Goudriaen en zijne vrouw riepen ons uit hun kamervenster vaarwel toe, en de knechts wenschten den Herr Graf en Herr Baron goede reis. Te Benthem gekomen, beklommen wij den rots en traden de voorpoort van het slot in. Een heuvelachtige weg bracht ons naar den binnenmuur. Hier stond een schildwacht aan de poort die ons verzocht binnen zijn wachthuis te toeven tot zijn makker van het ontbijt zou terug gekeerd zijn. Spoedig kwam deze en toonde ons het slot.
Op de terugweg vinden we een smal paadje door het gemengde bos, kijken nog even bij het slot op de rots, waarvandaan je een panoramisch uitzicht over de groene omgeving hebt. Na een ongecompliceerde maaltijd in een jaren ’80 decor van een restaurant dat in Nederland alweer drie keer verbouwd zou zijn, sluiten we de dag af.
Na het ontbijt leidt de pensionhouder ons rond in zijn uitgebreide complex. Hij vertelt dat hij het decennia gelden gekocht heeft als oude slagerij en in de volgende jaren de boel eigenhandig verbouwd heeft tot een pension met binnentuin waar hij concertjes programmeert. Met het conservatorium van Enschede om de hoek, heeft hij een voorraad betaalbare studenten dichtbij. Corona heeft de laatste jaren ook hier roet in het eten gegooid, was hem zeer verdriet. Hij is ondertussen in de 70 en weet niet of het nog de moeite loont om de boel weer op te starten. Hij kijkt ook wel uit naar een beetje rust.
We lopen het stadje uit en genieten van het prettig heuvelige landschap met bossen, velden en aardige wegen. Het is erg stil buiten, bijna niemand te bekennen.
Van Bentheim wandelden wij naar Gildenhauss terug en sloegen daar rechts af door 't koren: op eens bevonden wij ons aan den steilen kant der steengroeve die door de zwaarte en stoutheid der hangende rotsklompen een treffend schouwspel oplevert. De steen is van binnen zacht en brokkelig, doch wordt door de lucht spoedig verhard. Boven op een rots van ruim honderd voet hoogte staande, voelde ik den grond wijken, terwijl Van Hogendorp mij angstig toeriep en de werklieden schreeuwden dat ik daar zeer gevaarlijk stond: dan ik was zoo wijs de klompen zand en steen alleen in den afgrond te laten tuimelen en zelve boven te blijven.
Gildenhaus
Gildenhaus heeft een charmant kerkje maar verder hangt er een doodse stilte tussen de naoorlogse gevels. Aan de noordelijkste rand vinden we de groeve, nog steeds in bedrijf! De okergele kleur van het zandsteen is goed te zien. Geen angst om naar beneden te tuimelen, want er staat een stevig hek om de rand. Ook zou het opgeschoten groen ons verhinderen diep te vallen. Terug door de stille straatjes naar de route.
Bij de hooge molens van Gildenhauss gekeerd, sloegen wij links af naar beneden en zagen ons ras in de heide. Echter viel ons de weg zeer toe, als zijnde dezelve met graan velden en boomen zeer aangenaam afgewisseld.
Grens
We komen bij de molens, dat wil zeggen, een daarvan. Opgetrokken in Bentheimer zandsteen, wat een exotisch effect heeft. Er wordt druk gerommeld in de bijgebouwen. Gisteren was het open molendag, zien we, en vandaag worden de vriezer voor de ijsjes en de kratten lege flesjes opgeruimd. We bekijken het allemaal vanaf een bankje met een bakkie koffie.
Wanneer we verder trekken over een brede laan in het bos, treffen we een tweede molen, zonder kap, verscholen tussen het groen. Er worden schilderlessen gegeven zien we op het A4-tje op de deur.
Het is aangenaam in het bos en het lijkt alsof het voor onszelf hebben. Op een smal paadje langs een plas steken honderden kleine padjes over. Volledig gevormde padjes ter grootte van een duimnagel. Maddy loopt op eieren om geen enkel padje te vertrappen. Ik volg in haar spoor. Een stukje verderop zien we ooievaars druk prikken in een weiland. We denken dat we in ieder geval niet het eten voor de ooievaars hebben verpest.
We passeren de grens. Niet heel nadrukkelijk aangegeven, maar toch, er wappert een Duitse en Nederlandse vlag en er staat wat betonnen grensgeschut. Aan de andere kant van de grens stroomt de Dinkel. Daar eenmaal voorbij is het direct drukker, met fietsers, tractors en auto’s. We zijn weer in het dichtbevolkte Nederland.
Losser
Losser, het eerste Hollandsche dorp was, daarentegen zindelijk en fraai. Wij dronken er goede koffi en wandelden voort naar Enschedé, waar wij in de herberg de Klomp de gasten aan tafel vonden.
Wij lopen via de rand van het moderne Losser naar onze B&B bij de boer, net buiten het dorp. Enschede bewaren we voor morgen. We slapen in een heerlijk kamertje dat als een annex tegen de oude boerderij is gebouwd. Vanuit het raam zien we een stokoude Twentse schuur, waar de boerderijpoes in en uit loopt. Maddy grijpt onmiddellijk naar haar schetsboekje.
We eten in Losser bij de enige gelegenheid die op maandag open is. Het is niet best. Onze respectievelijke uien- en tomatensoep lijken verdacht veel op elkaar en Maddy’s Ceasar salade lijkt in de verste verte niet op een Ceasar salade. Geen ansjovis, geen mosterd, geen croutons, geen Parmezaanse kaas, geen ei. Ze krijgt een grote bak veel te koude rauwkost zonder kraak of smaak. Mag ik hierbij de horeca nog eenmaal oproepen om alleen klassieke gerechten op de kaart te vermelden, wanneer er ook klassieke gerechten geserveerd worden? Wanneer je een Ceasar salade verwacht, zijn alle alternatieve interpretaties een tegenvaller. Ook al was de bak konijnenvoer die nu geserveerd werd ernstig onder de maat, ook een betere salade die geen Ceasar salade was, had op niets anders dan een teleurstelling kunnen rekenen.
We lopen na het eten een rondje in het dorp. De oude kern heeft zeker nog wat sfeer. Op het plein is het een gezellige drukte na de binnenkomst van deelnemers aan de avondvierdaagse. Rijen voor de ijssalon. Terug op de boerderij laten we de avond vredig vallen. Op de soundtrack van koeiengestommel in de stal en gekwetter van zwaluwen vallen we in slaap.
Losser – Enschede
We gaan op weg naar Enschede onder een bewolkte hemel. Het voelt klam. Eerst doorkruisen we Losser en vervolgen dan over een prettig karrenspoor over een voormalig landgoed. Ergens zien we 3 spechten tegelijk bezig met het voeren van hun respectievelijke kroost in drie bomen naast elkaar. Aan de rand van de bebouwde kom nemen we een bus naar het centrum, omdat we geen zin hebben om door de uitgedijde Vinex van de stad te lopen.
Het centrum valt ons helemaal niet tegen voor een stad die in 1862 is getroffen door een grote stadsbrand in de Tweede Wereldoorlog zwaar gebombardeerd is geweest. Met een Italiaans ijsje in de hand lopen we door de straten van de oude kern. Plotseling valt er een geweldige bui en schuilen we onder een arcade bij het gemeentehuis, de hangplek van de lokale alcoholisten. Van links en rechts komen fietsers en winkelend publiek aangesneld om hier ook even de bui af te wachten. “Het ijsje smaakt er vast niet minder om”, zeg een man met fiets. We zeggen van niet, maar eigenlijk klopt dat niet, een ijsje onder een donkere stenen boog in de regen, smaakt toch minder dan een ijsje in de zon.
Na de bui schiet iedereen weer zijns weegs, alleen de alcoholisten blijven onaangedaan zitten. Wij lopen naar de rand van de oude stad en vinden we de voormalige Herberg de Klomp. Het gebouw uit 1783 is een van oudste gebouwen in Enschede en diende als onderdak voor diegenen die na het sluiten van de Espoort 's avonds de stad niet meer binnen konden. In 1813 reden Kozakken hier als bevrijders de stad in. Napoleon werd in dat jaar verslagen door een groot samengesteld leger waar onder meer Kozakken in dienden.
Prent uit 1913 ter herinnering aan de bevrijding in 1813.
De Klomp
Het gebouw, waar nu een kliniek voor plastische chirurgie in huist, ligt er strakgetrokken bij, alsof het zelf ook een botoxbehandeling heeft gehad. Daarna vinden we in de Langestraat het gebouw waar de Groote Sociëteit in zat.
In de groote Societeit zagen wij den Ouden Burgemeester van Bleidestein en zijn' broeder bij wien Van Hogendorp in 1819 gelogeerd had, en die ons beknorde dat wij niet bij hem waren gekomen. Tot half tien zaten wij met hen Rhijnwijn te drinken, trokken naar bed en sliepen zeer goed. 's Morgens regende het zoo geweldig, dat er om eene wandeling te voet niet te denken was. Wij namen dus een wagen en reden te negen ure langs heiden naar Hengelo, een groot en bloeiend dorp, […] Nu werd de weg beter en liep tusschen graanvelden door, waarover zich van verre het sombere bosch van Twickel vertoonde. Te Delden, dat een lelijk doch groot vlek is, stapten wij af in het voor- treffelijk logement de Kroon, bestelden ons middagmaal en wandelden het bosch in der rijke nicht van Van Hogendorp.
Naar Delden
Ook wij reizen naar Hengelo en Delden, maar doen dat met die heerlijke nieuwerwetse uitvinding: de trein. De ‘wagen’ van Blauwnet brengt ons in 20 minuten ter plaatse. Wij nemen onze intrek in het familiehotel Sevenster tegenover de kerk. Wanneer we binnen staan, zien we het direct: Hier waren wij eerder! Na diep gegraaf in het geheugen komt het boven: Het Marskramerspad rond het jaar 2000. Maddy schetste toen de gelagkamer. Die tekening is er nog. Het biljart is inmiddels verwijderd, maar verder lijkt het onaangedaan, wat voor ons een positieve kwalificatie is.
Sevenster
We krijgen een eenvoudig kamertje in de annex, die ook minstens 20 jaar niets is aangedaan. Douche en toilet nog ouderwets op de gang. Maddy ontdekt een teek op haar arm, die ze zonder een spier te vertrekken kundig verwijdert met haar tekenlepeltje. Over teken hoor je Jacob en Dirk niet, zouden die er toen nog niet geweest zijn? We eten gefrituurde champignons en asperges, ‘trekken naar bed en slapen heerlijk’.
Volgende deel Van Lennep
Bekijk alle delen op de Overzichtspagina Van Lennep.
Praktische informatie
Losser - Enschede
12 km